Meer dan twee eeuwen van golvende bewegingen en over de ‘verdwijnende’ seksbedrijven.
Politici en
bestuurders willen door de eeuwen heen sekswerk òf reguleren òf verbieden en
denken dat het daarmee klaar is. Dan
verdwijnen de bedrijven… dacht men.
Laten we maar
direct duidelijk zijn: de ogenschijnlijk verdwenen bedrijven en
sekswerkers. Ze verdwenen uit het zicht.
De markt en
het seksaanbod is eigenlijk altijd
met de bevolkingsaanwas meegegroeid – en die marktvraag werd altijd ‘gewoon’ tòch
ingevuld.
De Wet uit 1911 werd al direct gezien als een papieren
tijger maar het doel was toch bereikt: aan alle morele eisen was voldaan en
commerciële seks moest uit het straatbeeld verdwijnen *2) .
Er zijn nu nog steeds partijen en bewegingen die het
bordeelverbod terug willen. Nu liggen er Wetvoorstellen die in feit hetzelfde
resultaat kunnen krijgen – àls ze worden aangenomen. In de Kamer is meermaals gepleit voor herstel
van het bordeelverbod – dat kreeg telkens te weinig steun. Dus plan B: Als een totaal
verbod in de Kamers dan niet lukt kun je ook mogelijkheden inbouwen om de strop
steeds strakker aan te trekken!
Regelmatig verschijnen cijfers en rapportages en
onderzoeken over de sector die uitmunten in aannames en veronderstellingen en
verkeerde conclusies. Dat betreuren wij want dat gaat ook leiden naar verkeerde
en onzorgvuldige wetgeving, APV’s, Bestemmingsplannen en beleid, onderzoek, controles en hulpverlening
enz.
Wij hebben
alle belang bij 100% exacte onderzoekscijfers. Mede omdat een aantal politici
soms naar harte lust willen shoppen in recente en oude onderzoeksrapporten en
krantenberichten en eruit halen wat past.
Die situatie verbeterde ook het imago na 2000 bepaald niet
noch de positie van sekswerkers en het stond ook verbeteringen in de bedrijven
in de weg.
Maar toegegeven: Men heeft het in en met onze sector
ook niet gemakkelijk om exacte cijfers te leveren! Het zegt ook niets over de
kwaliteit van al die onderzoekers. Soms wèl wanneer er politieke sturing achter
zit.
Daarover is best wel wat op te merken vanuit onze
praktijk-ervaringen! We gebruiken wisselende termen over het vak van
‘prostituee’ of spreken over het algemenere beroep van ‘sekswerkers’ – nu een gebruikelijke
benaming, die na 1985 langzaam zijn intrede deed. Zo spreekt men nu ook over
seksbedrijven en in de Wet nog over seksinrichtingen; vroeger over bordelen en
wij over Relaxbedrijven. We hiphoppen hierna van verleden naar heden en weer
terug… langs allerlei aandachtspunten.
Bordeelverbod 1911 – 2000, het ‘gedogen’ en de
‘legalisatie’.
Legaal of niet de organisatie van sekswerk ging ook na
1911 altijd door. Derden gingen ook ‘gewoon’ door met de bemiddeling al bleef
men maximaal buiten beeld. Zo hier en
daar werd dan wel iemand wegens pooier-schap opgepakt en naar een strafkolonie
in het Drentse Veenhuizen gestuurd – maar dat was het dan ook wel.
Prostitutie als beroep werd echter niet verboden. Al
niet meer na Napoleon!
Dat feit is bij het ‘grote publiek’ vandaag de dag nog
steeds niet duidelijk – velen denken nog dat alle sekswerk illegaal is òf dat
het in 2000 werd gelegaliseerd. In 2000 werd de bedrijfsmatige organisatie van
sekswerk vrijgegeven (al werd het toen al 30 jaar gedoogd).
Dat ‘publieks-denken’ wordt anno nu mede veroorzaakt
door het sluiten van particuliere huizen waar een gemeente sekswerkaanbod in
een zakelijke sfeer ontdekt en het een vergunning-plichtig bedrijf vindt – ook al
werkt de bewoonster alleen. Zo’n
sluiting haalt dan weer de pers en dat versterkt weer de aanname van ‘een
verboden vak’ terwijl meestal alleen de locatie niet is toegestaan. Vaak wordt
zo’n bericht gevolgd door de opwekking aan het publiek om illegale prostitutie
te melden.
Met name de alléén werkende is geen bedrijf; dat wordt
overigens ook beoordeeld naar de ‘zakelijke uitstraling’. Nu gaat het voor
sekswerkers doorgaans fout bij een annoncering via internet. Fiscaal en
bestuurlijk wordt er verschillend naar gekeken.
Er zijn ook algemene voorwaarden aan de leeftijd en
verblijfsstatus *3) gesteld.
Sommige gemeenten jagen op alle sekswerk –
anderen alleen na een klacht over de openbare orde of een – al of niet terecht
– vermoeden van mensenhandel.
In de 50- en 60-er jaren ontstond langzaamaan steeds meer
vrijheid en een vrijere opvatting over seks (flowerpower, de seksuele revolutie,
de NVSH en Phil Bloem kwam naakt op tv!) en dus ook over de commerciële
seksbeleving. Al was dat laatste niet bij iedereen in goede aarde gevallen. Het
was wel mede de aanloop naar het gedoogbeleid en voorgenomen schrappen van het
bordeelverbod.
De meeste mensen ontwikkelden ook al snel het idee dat
dat dan wel in vrijheid gekozen moest worden. Anderen sloegen op de trom dat prostitutie
een misdaad tegen alle vrouwen was en er dùs ook nooit sprake kon zijn van
vrijheid. Weer anderen vonden het vanuit geloofsoverwegingen te bestrijden
werk, maar omdat die moraal slecht verkocht, ging men steeds ten strijde met
‘het is ter verbetering van de positie van sekswerkers’.
Daar worden tegenwoordig door een aantal organisaties ook
de uittreedregelingen dankbaar voor gebruikt! O, dat wordt ook ten
stelligste ontkend – dat er morele overwegingen meespelen, want dan valt de
financiering van die organisaties voor hun zegenrijke werk weg… Hulp als iemand
zelf wil ‘uittreden’; daar is niets op tegen. Maar ook subtiel verbaal druk
uitvoeren om ze te bewegen van de regeling gebruik te maken is een vorm van
dwang.
Over moraal gesproken: Zowel tijdens de Napolitaanse
tijd als de Tweede Wereldoorlog was de leiding fel tegen prostitutie en
bestreed het waar mogelijk… behalve dan voor spionage of om de troepen rustig
te houden…; richtte er soms ook eigen bordelen voor op.
Omdat een verbod nooit werkte en dat ook de repressie
en intensieve vervolging in de 50/60-er jaren geen soelaas bood. Het moest dus anders.
En zo werd in 1969 besloten dat uiteindelijk het
bordeelverbod ook niet werkte en men die wet wilde opheffen en ondertussen
beter over kon gaan op gedogen.
Dat wilde in de praktijk zeggen dat gemeenten en hun controleurs uit de
losse hand – ad-hoc – voorwaarden gingen stellen. Dat kon van alles betekenen
en varieerde tussen nog steeds dwingen tot stoppen en bedrijfjes sluiten of het
straal negeren: ‘In onze gemeente is geen prostitutie’. Dat hoorden we
soms nog tot in déze eeuw van Burgemeesters.
Tot de begin 70-er jaren kwamen steeds meer bedrijven
boven het maaiveld uit en werden ook geheel nieuwe bedrijven opgericht. Die
wilden vrijwel allemaal ook wel voorsorteren op nieuwe wetgeving. In de meeste
gevallen kwam de controle en ook meestal een goed contact tussen bedrijven en
overheid tot stand. Investeren in de bedrijven was ook geen onzekere zaak meer.
Er ontstonden echter ook bedrijven die van die
vrijheid misbruik maakten en constructies hanteerden die aan het criminele grensden
en zich soms bedienden van regelrechte mensenhandel of het als uitvalsbasis voor ‘andere handel’
gebruikten en prostitutie slechts een façade was. Wellicht waren ze er altijd
al maar voordien onzichtbaar… Dat zorgde ook regelmatig voor veel ophef en
nieuwe misstanden. Sommigen vertaalden gedogen dus als: alle remmen los!
De lokale overheid liet het er ondertussen bij, in
afwachting van wetgeving. Vaak met het excuus dat het formeel een verboden
sector was en gedogen geen ruimte gaf om op te treden. Politiek dacht men geen
eer te behalen door positief over prostitutie te spreken. Je zou het nu slappe
hap noemen; men durfde de handen er niet aan branden!
Ambtenaren vonden soms dat ze zich er ook niet mee
mochten bemoeien zolang de seksbedrijven formeel nog steeds verboden waren –
zij hadden ook geen boodschap aan het gedoogbeleid. Ook de Belastingdienst
bleef meestal buiten beeld tot de Staatssecretaris daar in 1992 een eind
aan wilde maken – maar dat bleek ook wat minder gemakkelijk geregeld dan
gerealiseerd.
Het maakte een aantal bedrijven kopschuw en die
haakten al vast af. Sekswerkers verlieten soms ook de bedrijven: Ik ben net
van mijn pooier af en ga nu niet aan een nieuwe beginnen van de
Belastingdienst!
Het bleef al die tijd bij gedogen terwijl men in de
sector al in de 70-er jaren op een snel besluit wachtte. Er hoefde slechts een
verbod te worden opgeheven en aan speciale nieuwe wetgeving werd ook niet eens
gedacht.
De escort-bedrijven ontwikkelden zich in tempo tussen
1980 en 2000 van fotoboeken op een kantoortje via de 06-nummers naar internet.
Dat nam een vlucht van die speciale bemiddelingsbedrijven maar ook clubs en de inmiddels
opgekomen ‘privéhuizen’ die escort daarnaast gingen organiseren.
Maar alleen al de opheffing van het bordeelverbod nam weer
zo’n 30 jaar en werd echt pas na 1985 naar de Kamer gebracht en werd uiteindelijk
in 2000 gerealiseerd.
In die tijd van gedogen (1969-2000) werden de meeste
wetten slechts hapsnap toegepast en konden slechtwillenden zich vrijwel
onbelemmerd wanen.
Sommige ‘bemiddelaars’ gingen bijvoorbeeld in de 70-
en 80-er jaren de clubs af met een ‘grote Amerikaanse bak, vol dames’ die je
dan kon uitzoeken en de verdiensten… die kwamen ze dan wel ophalen… Niet ieder
kon dat weerstaan.
Die ellende ging goed (slecht!) tot de bom barste in
Amsterdam (Rapport Van Traa en het brute optreden van Saban Baran) en minder bekend ook in Twente, waar
ondernemers de sekswerkers in Brazilië ronselden en per vliegcharter naar ons
land brachten en te werk stelden. Een Haagse onderneemster liet vanuit
Indonesië sekswerkers overvliegen en als er op Schiphol gesputterd werd dan
belde ze een vriend op het Ministerie
en de nieuwe ploeg kon doorlopen… Aan
dat soort praktijken kwam een eind.
Kleinschaliger kregen we begin deze eeuw de
activiteiten van de loverboy ervoor terug (de terugkeer van de ouderwetse
pooier). Dat ging buiten de bedrijven om maar zorgde wel voor veel ellende en
niet zelden werkten hotels soepel mee: Een kamer verhuurd is een kamer verhuurd
– punt uit! Denk ook aan de spraakmakende zaak in Valkenburg; die hotelier wist
er ècht niets van… geschokt was ze op L1: Nooit iets van gemerkt!! Zij
stond daarin met die houding bepaald niet alleen!
Sekswerkers stonden vaak alleen en anderen beslisten
hoeveel men moest afdragen of welke diensten men moest leveren, hoe lang men
moest werken of er werden bijkomende werkzaamheden geëist. Niet zelden hielden niet
alleen de hotels maar ook vakantieverblijven en tegenwoordig B&B’s
enz. zich afzijdig en claimen dat men het niet wist of had vermoed…
Uitbuiting overkwam ook sekswerkers die zelfstandig
wilden werken – soms van een ‘behulpzame vriend’ maar soms ook van klanten die
hun kans zagen om een goedkopere dienst te eisen of een dienst die de
sekswerker niet wilde leveren af te dwingen.
Ook zij die in de bedrijven werkten moesten zich
zorgen maken over derden die buiten de bedrijven hun werk wilden ‘aansturen’. Daar
was het chantagemiddel de privacy.
Natuurlijk zijn er dus ook misstanden al was dat
absoluut niet de regel. Het kwam politici en bestuurders wel vaak goed uit
omdat je met overdrijven van de vermeende ellende geen kritiek kon krijgen over
de opgevoerde ‘verschrikkelijke massale mistanden, uitbuiting en geweld’ omdat
harde cijfers ontbreken. Risicoloos kon je roepen wat je het beste uitkwam! Ook
vaak met een ‘Ach, iedereen wéét toch…’
Het ging in de meeste openlijk werkende bedrijven al
vanuit de 70-er jaren juist helemaal niet slecht en werd er op een zakelijke
basis samengewerkt.
Het is die foute groep die telkens het beeld van de
sector bepaalde en een slecht imago bezorgde. Dat dat beeld naar buiten
ontstond had ook te maken met de geslotenheid van de meeste bedrijven. Maar
niet zelden hoorde je in de politiek dat men geen geloof hechte aan ‘goed
nieuws’ op dit dossier. Zelfs dat wat uit de onderzoeken wèl bleek werd niet
zelden argwanend terzijde gelegd. Men hechte ook geen enkel geloof aan de
‘happy hooker’ – want dat was onmogelijk!
Opvallend was ook dat tegenstanders van sekswerk dan
toch steeds over bordelen en prostituees bleven roepen in plaats van
sekswerkers en seksbedrijven.
Het betekende niet dat men vanuit de sector vond dat
je dùs de ogen voor mensenhandel en andere misstanden maar moest sluiten: in
tegendeel.
Legaal…dáár gaan we wat aan doen!
Het alleen opheffen van het bordeelverbod in 2000 leek
veel politieke partijen dan ook vèèl te ver te zijn gaan en bijkomende
wetgeving werd in 2003 als absoluut noodzakelijk. Aangekondigd door de
toenmalige Minister van Justitie in de Commissie, om een eind te maken aan mensenhandel,
misstanden en criminaliteit. Men had het rapport van Van Traa uit de 90-er
jaren nog eens doorgenomen en vond daarin voldoende argumenten. Het was voor
behoudende politici ook de kapstok om de legalisatie maximaal terug te willen draaien.
De Politie vond dat men te weinig zicht had op de sector en wilde de handen
vrij voor registraties en bij controles.
Toepassing van alle bestaande wetgeving was,
zéker na die legalisatie, immers al
mogelijk. Mensenhandel, uitbuiting, fraude, misleiding of criminele zaken waren
immers ook altijd al mogelijk – daar hoefde je in geval van prostitutie niet in
allerlei bochten te draaien; controle en opsporing – zoals in elke branche –
zou voldoen.
Misschien zou je net als in elke andere branche nog
een enkel detail voor een specifieke situatie een regel kunnen bedenken –
strikt noodzakelijk is dat niet. Net als in andere sectoren ligt dan de
bewijsvoering niet eenvoudig e is het voor de Rechter brengen een
arbeidsintensieve klus: Altijd, dus ook in geval van sekswerk; maar niet
ingewikkelder!
En alle geklaag dat men het zo moeilijk kan
controleren: Illegaal aanbod en mensenhandel moet je helaas altijd eerst
opsporen want die zijn uiterst bedreven om buiten het zicht te werken en… zodra
criminelen zich ermee bemoeien: die stoorden zich niet aan welke wet of gebod.
Daar gaat nieuwe wetgeving echt niet verandering of
verbetering zorgen; als bijvoorbeeld de openlijk werkenden allemaal maximaal
geregistreerd worden en nog meer in het nadeel komen, zoals bedoeld in de
voorgenomen nieuwe wetgeving. *4) Het wrikt enorm met de privacywetten.
Het zou een reden moeten zijn om thuis-sekswerk in- of
vanuit de eigen woning toe te staan mits men een inschrijving KvK heeft en zich
aan de landelijke hygiëne-richtlijn sekswerk houdt. Voor de locatie – zoals de
regel geldt voor elke vorm van werk aan huis. En net als voor iedereen zijn er de
voorwaarden van openbare orde.
Dan hoef je daar als overheid niet intensief achteraan
– hersteld het ondergrondse karakter van dit moment vrij snel en komt normaliseren
van de contacten met overheden op gang. Dan is ook gezondheidszorg, hulp en
aangifte mogelijk zonder ernstige consequenties voor de sekswerker (zoals
huisuitzetting en onnodig verlies van privacy).
Overigens huisuitzetting van particulieren, wanneer ze
een kamertje of het hele pand voor sekswerk (onder)-verhuren, haalt het ook bij
de Rechter want die gaat niet (meer) mee met het excuus dat men het niet wist
of slechts een vriendin onderdak wilde geven of een andere smoes.
Het is in de vergunde bedrijven niet mogelijk als
sekswerker te werken als je niet de juiste leeftijd of verblijfsstatus *3)
hebt. En evenmin kom je dan onder
belastingbetaling uit.
Mensenhandel en uitbuiting in een bedrijf komt niet
voor en ook kennis in het bedrijf van onvrijheid van de sekswerker – zonder dat
te melden of te voorkomen – is een reden om de vergunning direct in te nemen.
Het valt natuurlijk niet 100% te voorkomen dat iemand
door echtgenoot, vriend of andere derde geprest werd om in een bedrijf te gaan
werken maar dat het bedrijf dan bijvoorbeeld de verdiensten aan een ander dan
de sekswerker zou doorspelen is duidelijk medewerking aan mensenhandel en ook
dat zou innemen van de vergunning al direct mogelijk maken.
De Nieuwe wetgeving *4) is al vanaf 2009 in de Regeringen en de Kamers
in behandeling – tot heden nog niet gerealiseerd. Dat zal ook de 30 jaar dus nog
wel halen…
Of beter men stopt ermee – omdat het tegengesteld aan
het doel zal werken.
Hoe verging het de bedrijven na het bordeelverbod in
1911?
De directe gevolgen in 1911 waren dat de openlijk
werkende bedrijven, de boudoirs en bekende huizen, sloten maar er prompt weer
nieuwe vormen voor in de plaats kwamen, zoals bijvoorbeeld naaiateliers die nogal
ruim de bedrijfsaard interpreteerden en in het achterhuis konden ook de
seksklanten terecht en in sigaren winkels die toch al de voorbehoedmiddelen
‘onder de toonbank’ verkochten en waar deze dan ook direct in gebruik genomen
konden worden. Ook de dames in sommige bloemenzaken kwamen met de klant pas
boven tot volle bloei. Ook werd geanimeerd in kroegen dat was niet nieuw en ook
nu nog veel voorkomend.
Tegenwoordig ook bijvoorbeeld in de motelbar; dan
heeft de klant al een kamer en ontvang je niet op jouw eigen kamer, voor het
geval iemand dat wil controleren… Dat fenomeen was er altijd al en is eigenlijk
vrij algemeen bekend.
Wat we nu kennen als ‘thuiswerk’ was er ook altijd al.
Zo waren er destijds ook ‘herenclubs’ waar ‘vermaak’ werd geboden en daar werden
ook de afspraken gemaakt en elders vond het contact plaats – een fenomeen wat ook
in Duitsland werkte door de kamers in een nabij gelegen pand te hebben. In
België is dat nog in een aantal gevallen zo georganiseerd. In feite is daar nog
steeds een verbod op de directe bemiddeling en niet meer op het individuele
aanbod.
Het is altijd zo, geweest dat er ook illegale organisaties
onder een schuilsituatie werkten. Duidelijk is dat men zich wel als een bedrijf
gedroeg – maar zich onttrok aan alle controles en vergunningen. Ook dat is van alle tijden, en niet exclusief
voor onze sector of voor ons land.
Dat ‘thuiswerk’ is dus de laatste jaren in versneld
tempo toegenomen – vaak met inzet van sekswerkers die niet de juiste
verblijfsstatus hadden of in een enkel geval te jong waren *3) en
niet op een legale werkplek konden inschrijven.
Vaak was de organisator noch de sekswerker zich van de
heersende regelgeving bewust maar uiteraard zat daar ook mensenhandel en
uitbuiting en dwang onder. Over het algemeen ging de kennis over de regels rond
sekswerk niet verder dan: ‘Het is toch al lang legaal…?!’ En bij een
controle meestal ‘verkocht’ als: Dat was alleen als service aan een
vriendin… of Ze logeerde bij mij maar ik had geen idee van het werk…
De omvang van dat totale circuit is ook een ultieme mogelijkheid
om crimineel handelen te verbergen – de pakkans is daardoor klein; men heeft
voor de opsporing domweg te weinig menskracht beschikbaar… en het verplaatst
ook nog regelmatig van locatie en samenstelling.
Om je onder regels uit te houden of omdat een
vergunningaanvraag kansloos was kreeg je steeds meer aanbod buiten de
vergunningen om. Niet met een criminele bedoeling maar bijvoorbeeld belasting
betalen werd ineens een risico – dat draaide dus toch uit op fraude.
Zo kennen we al vanuit de 70-er jaren de massagebedrijven
(zonder vergunning maar met seksdiensten en handmassage) en laatstelijk een ‘thuiszorgbedrijf’
wat als cover moest dienen. Daarnaast kennen we hotelwerk en de
vakantieverblijven waar (ook) illegaal het sekswerk wordt aangeboden – al of
niet met hulp van het personeel.
Ook de zg. parenclubs (soms zonder vergunning voor de seksinrichting)
en ook georganiseerde party’s werken vaak met sekswerkers samen. Omdat een
vergunning voor party’s geweigerd wordt of de aanvraag te veel tijd neemt wordt
deze niet aangevraagd: volgende keer op een andere locatie! Pakkans nul!
Een gemelde party-organisatie werd niet nagetrokken
die gemeente vond dat ze er niet was om de concurrentie buiten spel te zetten.
Ook al geen nieuw argument om niet op te treden of te onderzoeken. We hoorden
het eerder bij meldingen van illegale escort en seksbedrijven.
Sommige van die illegale vestigingen wisselden toch ook
regelmatig van locatie en streken dan weer neer in een andere gemeente. Ook aan
aantal individueel werkende sekswerkers wisselden regelmatig van locatie, hotel
of streek.
En er is een organisatie die voor de dames kamers kan
huren bij particulieren en maakt er ook openlijk reclame voor. Men doet
voorkomen dat men bedoeld voor particulieren die eens een sekscontact buiten de
relatie willen (zonder commerciële bijbedoelingen).
Er is nog een tijd ‘camperseks’ aangeboden. Dat werkte
eigenlijk als een luxe tippel-oplossing of als een rijdend raambedrijf. Maar dat bleek toch te veel op te vallen bij
politie en controleurs. Het is eigenlijk niet meer zo georganiseerd omdat het
dan snel een illegale ‘seksinrichting’ blijkt te zijn met een traceerbaar
nummerbord erop. Ook een aantal populaire snelweg-parkeerplaatsen werden
gesloten en ergens moet men dan toch contact maken.
Het gaat overigens te ver om al het onvergunde
sekswerk te labelen als ‘criminele activiteiten’. Met name de individueel
werkenden manifesteerden zich vaak via een ander beroep (nagelstudio, haarwerk,
o.i.d.) en staan zodoende bij de KvK ingeschreven en geven ook hun seks-verdiensten
op – fiscaal is de aangifte geregeld al is het onder een verkeerde branche.
Zo is ook niet duidelijk dat aangeboden seksdiensten
speciaal voor gehandicapten onder de regelingen van de seksinrichting
gecontroleerd worden; het is in feite een escort bedrijf al is het voor een beperkte
doelgroep.
Die golvende beweging van de verdwenen bedrijven is dus
nogal divers als je kijkt naar de redenen. In de 70-er jaren verdwenen
bedrijven die de mogelijke legalisatie beoordeelden als ‘het begin van het
einde’ – gelijk een eeuw daarvoor! In de 80-er jaren verdwenen bedrijven die
economisch problemen hadden. In de 90-er jaren waren het de opkomst van de
mobieltjes en thuiswerk.
De vergunning-verstrekking kwam na 2000 traag op gang;
veel gemeenten hadden tot 2003 tijd nodig te reageren op een wet waarvan men
dacht dat deze er nooit doorheen zou komen.
Begin deze eeuw konden de bestaande bedrijven een
vergunning aanvragen. Die moesten aan nieuwe regels voldoen maar veel gemeenten
hadden de vergunningverstrekking niet op orde en de nota voor de Raad moest in
veel gevallen nog geschreven worden – eind 2003 hadden de meeste gemeenten dat
ook opgenomen in de APV en Bestemmingsplannen.
Men had dan vaak wel vergunning-ruimte voor één
bedrijf (dan bij voorkeur alleen 1 escortbedrijf want als het er onverhoopt
toch kwam, zag je het tenminste niet!).
Veel gemeenten kozen voor de nieuwe bedrijven in het
begin van deze eeuw voor de weg van ontmoediging – b.v. via een zogenaamde paraplu-
of facet-bestemming, uitsluiten van alle sekswerk in de hele gemeente alleen
het bestaande kon blijven.
Een verplicht BIBOB-onderzoek was daar dan ook
onderdeel van en deed menigeen besluiten om maar voordien te stoppen In een
aantal gevallen was stoppen ook een verstandig besluit.
En soms gaf een gemeente een uitsterf-vergunning
(beëindigen zodra de huidige eigenaar/vergunninghouder stopt) waarmee men de
aantallen kon.
Als dan toch een aanvraag werd gedaan moest die ondernemer
eerst het bedrijfspand verwerven en aanpassen aan de voorwaarden voor een
seksbedrijf en dan een bestemmingsplanwijziging aanvragen en daarna de
exploitatievergunning voor een seksinrichting. En op al die vergunningen kon
bezwaar en beroep worden aangetekend.
Vaak werd dan de vergunning voor 1 jaar, of 3 jaar
afgegeven en moest dan geheel opnieuw worden aangevraagd (geen
verlengingsmogelijkheid).
Soms was na terug-verwijzing door de klachtencommissie
voor herbeoordeling het persoonlijke inzicht van de Burgemeester doorslaggevend
om de vergunning niet te verstrekken.
Er was ook een gemeente die de aanvraag pas
accepteerde na betaling van de leges en dan meedeelde dat er geen
vergunningruimte meer beschikbaar was en het bedrijf op de wachtlijst voor de
behandeling werd geplaats (en dus de leges kwijt was!).
In de toelichting op de nieuwe wet *4)
wordt dan wel bepaald dat alle noodzakelijke vergunningen in één keer worden
aangevraagd en behandeld moeten worden. En dat de vergunning-periode 5 jaar is.
Maar ook dat de regel van de ‘schaarse vergunningen’ van toepassing is als
uitvloeisel van de EU-richtlijn.
In de nieuwe Wet ligt het in de bedoeling alle
vergunningen ongeldig te verklaren en moet men binnen 3 maanden een geheel
nieuwe vergunning bij de gemeente aanvragen en wordt weer door de BIBOB
getrokken. Men mag dan blijven tot over de nieuwe vergunning beslist is maar
moet ondertussen voldoen aan de nieuwe wet. Ook over de leges die landelijk wel
héél verschillend is, is in de toelichting een beperking opgenomen.
Nieuwe of betere locaties voor bestaande bedrijven bleken
en zijn vrijwel niet mogelijk, ook verhuizing of uitbreiding is vaak onmogelijk,
en in sommige gevallen werd een bestemming wel al bepaald en vervolgens
langdurig verhuurd aan een aan de gemeente gelieerde organisatie en zo werd de
seksbestemming geblokkeerd.
Het zorgde er dus niet voor dat er positief werd
meegewerkt aan expansie, innovatie en verbetering van de sector. Het hoeft geen
verbazing te wekken dat velen de vergunning lieten voor wat het was of zonder
vergunning aan de slag gingen.
De acties van de Belastingdienst begin deze eeuw – is
het loondienst of toch weer niet? – leverde tussen 2003 en 2005 een fiks aantal
Rechtszaken op en heeft een aantal bedrijven ook laten afhaken.
Het ging toch een andere kant op ‘second best’ voor de
overheid en ook zo beoordeeld door ons: opting-in *5 ) deed zijn
intrede. De fiscale rust herstelde zich na midden 2007 in een half jaar en werd
wettelijk vastgelegd in 2009.
Het waren niet alleen bedrijven die afhaakten ook niet
elke sekswerker wenste zich onder opting-in te laten registreren. In een fiks aantal
bedrijven kwam andermaal de bezetting in zwaar weer.
Bovendien na 2003 vanwege de strikte en strenge, soms
ook rigide toepassing van de vreemdelingenwet – de EU was toen nog een beperkt
aantal landen – en de inwoners uit een aantal van de voormalige Sovjet staten
mochten inmiddels wel reizen maar niet werken. Dat gold overigens voor èlk
werk. Ontheffing voor seksarbeid was wel geblokkeerd.
Dat zorgde ervoor dat (toen) zo’n 40% van alle
sekswerkers in een korte periode uit de bedrijven moest vertrekken (maar
meestal niet, zoals verondersteld werd) dùs ‘naar huis’ ging).
Dat had in sommige bedrijven wel tot gevolg dat de
hele bezetting vertrok als men vooral met b.v. Poolse, Zuid-Amerikaanse,
Afrikaanse of Thaise sekswerkers werkte. Het politieke excuus was dat daar geen
regeling voor te treffen was omdat er geen Nederlands economisch belang mee
gediend was en in de EU voldoende sekswerkers te vinden moesten zijn. Men ging
er ook aan voorbij dat juist in ons vak de voorkeur van de klant soms uitgaat
naar een iets meer exotisch uiterlijk. In Europa was die – niet Nederlandse
bezetting overal tussen de 40 en 60%, dus de bestaande situatie was eigenlijk
niet bijzonder.
Sommige bedrijven vonden dat men toch ‘gewoon’ kon
doorwerken met deze sekswerkers en dat leverde problemen en boetes op. Het
koste weer een aantal van hen de kop.
Wat daarmee ook voor een verder groeiend aantal
thuiswerkers zorgde – daarmee ook voor een verdere concurrentievervalsing. Het veroorzaakte
daarom ook bezettings-problemen in bedrijven die altijd al met legale
sekswerkers werkten.
Omdat zg. ‘thuiswerk’ meestal qua locatie niet legaal
was – en dus buiten het zicht van gemeente en belastingdienst moest blijven – werd
daar meestal ook geen belasting betaald en ‘verdiende’ men uiteindelijk het
dubbele als in een bedrijf. De thuiskosten voor het werk werden eigenlijk niet
zo ervaren. Tja, dan is werken via een bedrijf niet héél logisch om dan later weer
terug te keren naar een bedrijf.
Dat bereikte een hoogtepunt tijdens de Corona-periode
toen alle vergunde bedrijven binnen 3 kwartier gesloten moesten worden.
De meeste sekswerkers bewaarden de klanten al in hun mobieltje… Ze zaten van de ene op de andere dag zonder
inkomsten en kwamen voor het beloofde ‘vangnet’ niet in aanmerking. Daardoor
werd het noodzakelijk de toch al bellende klanten maar van dienst te zijn…
En toen men merkte dat thuiswerk voordelen had kwamen velen
dus ook niet terug – hun telefoon wist
de klantenbestanden wel op peil te houden. Vaak werd dan ‘hybride gewerkt’ –
enkele dagen in een bedrijf en dan een klant eruit hengelen en die daarna thuis,
in een hotel of vakantiehuisje ontvangen. Echt nieuw was dat allemaal niet, ook
dat is ‘van alle tijden’, maar de omvang was ineen meer dan verdubbeld. Het
heeft zich nu na jaren ook niet hersteld en weer legden bedrijven het loodje –
soms omdat zonder herstel van de omzet ook de destijds aangevraagde
Corona-ondersteuning niet terugbetaald kon worden.
Wij gaan nu uit van een door vergunningen gedekt
aanbod van nog maar maximaal 15%.
Ook het aantal tippelzones en raambedrijven werden in
aantal teruggebracht; daar was de oorzaak doorgaans een bestuurlijke. Soms,
zoals in Amsterdam bleek dat concentratie van de raam-bedrijven ook zo zijn
nadelen had. Een probleem wat men daar met een nieuwe locatie denkt op te
lossen over 10-15 jaar…
Ook hoge huren in een wat terugzakkende markt voor de besloten
bedrijven en winsten die onder druk stonden hebben veel bedrijven doen
verdwijnen en ook bestuurlijk werd in veel gemeenten de vrijkomende vergunning-ruimte
uit het begin van deze eeuw zo snel mogelijk teruggebracht waardoor ook
instroom van nieuwe ondernemers stagneerde. Het zorgt er ook voor dat er minder
keus voor sekswerkers is op een gecontroleerde veilige en vergunde werkplek;
thuiswerk is ook niet voor ieder een optie! Juist al die persoonlijke
afwegingen voor ondernemer en sekswerkers zorgt ook voor de golfbeweging.
Een niet te negeren onderdeel: Banken werken al vanaf
de begin 80-er jaren niet meer mee om bedrijven of onroerend goed te
financieren – geen hypotheken of bedrijfskredieten. Vaak geeft het openen van
een bankrekening – zelfs nu nog – problemen.
Heeft men het geld niet zelf ‘achter de hand’ kun je
niet starten of uitbreiden/ verbeteren /verbouwen, enz. Het staat ook de
verbeteringen van de arbeidsomstandigheden in de weg.
Het verzekeren van het onroerend goed was vaak
onmogelijk of duur andere verzekeringen waren vaak onmogelijk.
De situatie lijkt iets te verbeteren maar er is nog
genoeg te klagen nu ook vanwege de aanpak bij de bankcontroles.
Gemeenten hebben na 2000 een groeiend aantal
voorwaarden gesteld waar een bedrijf dan aan moet voldoen – dat eist ook
investeringen en dat haalt niet ieder waardoor ook ondernemers afhaken. Veel
bedrijven zitten op een minder aantrekkelijke locatie maar kunnen daar ook niet
weg als hun omgeving veranderd en dan is stoppen ook vaak de enige oplossing.
Bestaande bedrijven waren in veel gevallen onverkoopbaar
of door de hoge huren of pacht ook niet meer aan de man te brengen. Dat
betekende ook dat de veroudering van de ondernemers een rol ging spelen: die
vaak het vrije onroerend goed maar te gelde maakten. Bij een poging tot verkoop
bleek dat de beoogde nieuwe ondernemers af moesten haken omdat men niet door de
BIBOB kwam omdat men de financiering niet kon verklaren of een onacceptabele
financier had gevonden.
In een enkel geval werd een club of privé-huis ‘veranderd’- althans naar buiten. Dan noemde
men het een massagestudio – behield de vergunning seksinrichting – en alles
ging verder door zoals voorheen – het werd een andere manier van verkopen.
Sommige bedrijven richtten zich meer en meer op entertainment en deed alsof het
sekswerk er maar een beetje bijhing, al bleef het in de praktijk toch de
hoofdzaak. Kortom men richtte zich daarmee op een iets andere doelgroep. Niet
elke gemeente wilde meewerken aan een verandering van het ooit ingeleverde maar
lopende bedrijfsplan wat onderdeel van de vergunning was. Soms werkte men wel
goed mee dus het mislukt niet altijd en overal!
Ook gemeenten gebruikten de vergunning-verstrekking soms
als een middel om te reguleren waar men liever geen bedrijf meer zag
terugkomen. Dan werd de bestuurlijke trucen-kast opengetrokken.
Soms viel een bedrijf in een bouwplan en moest dan
maar helemaal verdwijnen en daar werd dan bestuurlijk ook alles voor uit de
kast getrokken om dat te bereiken. En dan waren er weer minder controleerbare
werkplekken…
Zo werd onlangs aangekondigd dat men in een gemeente raambedrijven
wilde sluiten want die dames konden dan wel in een club of zo gaan werken…
Om te beginnen zoveel clubs zijn er niet in die stad nog niet eens in de hele
provincie… en bovendien werd even vergeten dat iemand die achter het raam wil
werken zich niet snel thuis zal voelen in een club. En: Er zijn goed
begeleide uittreedmogelijkheden. Daar zijn ze weer!
Ook waren er begin deze eeuw ‘gedoogbeschikkingen’ uitgegeven
– dat bleek overigens aanvechtbaar en
moest men soms toch een normale vergunning afgeven. Dat had allemaal tot gevolg
dat steeds meer en meer vergunde en controleerbare werkplekken verdwenen. Voor
de klant minder een probleem: dat werd ruim gecompenseerd. En dat blijkt al de
laatste 2 eeuwen zo te gaan. Weinig nieuws onder de zon!
Komen er dan helemaal geen nieuwe bedrijven of
overnames van de grond? Jawel maar dat is slechts een enkeling op diegenen die
afhaakten.
Als voorbeeld: In de ProFeit-studie (Nulmeting
2000) bleek dat er in de sector ca 1350 besloten bedrijven *5) actief
waren. Vrij snel nam dat aantal rond 2000 af omdat men de kansen op een
vergunning te laag inschatte en weer omdat ‘Het vast het begin van het einde
zou inluiden’. Die ondernemers gingen wat anders doen en gingen dus (wat de
Politiek wèl veronderstelde) niet dùs seks illegaal aanbieden. Dat marktaandeel
werd wel overgenomen door thuiswerk, illegale bedrijven en loverboys en criminelen.
Een ander voorbeeld: In een ander onderzoek van voor
de legalisatie in 2000 liet enorme aantallen zien: voor Amsterdam b.v. 77 clubs
waarvan 11 homoclubs, daar is nu nog een handvol van over en 1 homoclub; ook de
vergunde escort komt nu hooguit op 20 bedrijven en ook de zg raambedrijven
werden gedecimeerd o.a. naar aanleiding van het ‘project 1012’ van Lodewijk
Asscher.
Van de eerder in Amsterdam (na 2007) vergunde escort
haakte later het merendeel later weer af vanwege vergunning- en fiscale-problemen;
en vestigde zich deels elders.
In 2005 was landelijk het aantal bedrijven uit 2000 al
gehalveerd – een aantal werd nog gesteund door de opkomst van steeds meer
escortbedrijven, mede omdat veel gemeenten slechts tandenknarsend om dat een totaalverbod
was uitgesloten slechts één escortbedrijf wilden toestaan. Dat paste ook bij
het idee: ‘Als je het maar niet ziet’– dat idee heeft na 1911 ook goed
stand gehouden. Het is mede de oorzaak van het slechte branche-imago.
Op dit moment zijn er nog ca 150 bedrijven met een
vergunning over. Daar moet bij aangetekend dat een aantal van die bedrijven één
of meerdere filialen hebben en daar wordt meestal een extra vergunning voor
geëist en als men bv. vanuit een club ook escort regelt moet men 2 vergunningen
hebben naast bv. een horecavergunning. Dat verschilt overigens ook weer per
gemeente.
Die worden dan landelijk allemaal bij elkaar geteld
als volledige bedrijven in de sector en dan kom je aan ca 500 bedrijven (zoals
in de laatste overheidstellingen en -inschattingen en zijn van 2019 en dat was
in 2014 nog 886) en dan gaat het dus om veel minder eigenaren. Het is maar hoe
je telt.
Overigens als een bedrijf met filialen in één
vestiging een probleem krijgt, verdwijnen ze allemaal – een soort van
domino-effect.
En… natuurlijk gaat niet alles goed! Zo is er ook een
illegaal escortbedrijf actief die werkt met zo’n 100 bedrijfsnamen in Nederland
en België *6). Een katvanger heeft inmiddels wel een vergunning
geregeld. De betreffende Nederlandse gemeente moet nu even wachten op de
veroordelingen in beroep in België waar de eigenaresse (5 Jaar), haar partner
(4 jaar) en dochters (half jaar) werden veroordeeld. De eigenaresse (die elke
schuld ontkende) heeft eerder voor belastingfraude in ons land al een jaar
gevangenisstraf uitgezeten en kwam dus voor een vergunning al niet in
aanmerking. Maar tijdens die detentie bleef ze het bedrijf vanuit de gevangenis
regelen en aansturen.
Als je spreekt over imagoverbetering wordt het met
zulke criminelen wel moeilijk om dat met een haperende overheid te bereiken…
Als je seksbedrijven en -aanbod gaat tellen kom je er
dus echt niet meer uit hoeveel bedrijven, hoeveel vergunningen daaraan zijn
toegekend of hoeveel legale en vergunde werkplekken er zijn. Evenmin is bij
benadering te zeggen hoeveel sekswerkers legaal en/of illegaal werken. Zelfs
het criminele effect van mensenhandel is niet exact in beeld te krijgen. Ook
gemeenten hanteren verschillende normen van wat men een bedrijf vindt of wat
één bedrijf is. Er is ook sprake van dubbeltellingen over de aanklachten, opsporingen en veroordelingen
waardoor ook al die cijfers dubieus zijn. De vergelijkingen zijn ‘appels en
peren’.
Alle rapportages en onderzoeken al vanaf de
ProFeit-studie moeten het in de cijfers doen met inschattingen en
veronderstellingen en daar, al of niet ‘wetenschappelijk onderbouwd’, naar toe
rekenen. Veel van wat men aanneemt, omdat het nu eenmaal landelijke
gemiddelden zijn, zijn dat niet in déze branche en blijkt het vaak net
andersom te werken. Daar zijn dan geen handen voor op elkaar te krijgen.
Toch mag niet onvermeld blijven dat in de vergunde
bedrijven en bij het thuiswerk amper misstanden worden ontdekt. Zodra men met
meerdere sekswerkers en/of leiding onvergund op één adres werkt is controle
wenselijk. Of er misstanden heersen maar ook dan is er in de meeste gevallen
niet meer aan de hand is dan dat de locatie onvergund is.
Als we op de persberichten afgaan is er vooral met de
samenwerkings-verbanden iets mis en worden daar veelal ook andere duidstere
activiteiten aangetroffen. Dat daar onderzoek, opsporing en veroordelingen zich
op richten is een goede zaak. Maar vaak is het sekswerk er maar ‘met de haren
bijgesleept’ om juist andere zaken buiten het zicht te houden. Zo’n crimineel
bedrijf toe te schrijven aan de sector gaat dus behoorlijk scheef! Het is dan
een criminele organisatie!
Dat men als sekswerker eigen normen heeft en de eigen
voorwaarden stelt als men in een club, privéhuis of escort enz. wil werken betekend
dat ook dat wanneer dat daar niet mogelijk is je moet kiezen voor een ander
bedrijf. Wil je succesvol samenwerken moet je het over de basis wel eerst eens
zijn en de afspraken ook vastleggen.
Ook inschattingen over de tijd die sekswerkers aan hun
vak besteden is onvoorspelbaar – Wettelijk gezien is men vrij de eigen tijden
te kiezen en om het werk op enig moment af te breken. Een bedrijf mag ook geen
exclusiviteit eisen. Daarover kun je ook afspraken maken.
Soms werkt men continue maar gaat na een half jaar een
half jaar op vakantie; anderen werken 3 dagen per week, enkele uren of alleen avonden, enz. Anderen beperkt zich
tot haar eigen afspraken met een klant en komt dan pas naar het bedrijf en wil
niet op klanten wachten in een club of zg. privéhuis. Daar moet je dus ook
duidelijk over zijn en afspraken vastleggen.
Bij b.v. de raamverhuur huurt men dagdelen en liggen
de afspraken ook vast omdat vooraf betaald werd voor de werkplek. In een club
of privéhuis is dat veel losser en kun je afspraken maken maar of die worden
nagekomen is voor de ondernemer zeer de vraag. Het langdurig niet kunnen
rekenen op een bestendige bezetting kan ook het einde van een bedrijf inluiden.
Nog een voorbeeld: Zo is er een bedrijf die de
bezetting van de 5 kamers in zijn huis voordien gemakkelijk kon invullen door
contact met 18-20 dames en nu heeft hij contacten met 35 dames en soms heeft
hij nog onvoldoende bezetting.
Een wat langere periode van onderbezetting (als
voorbeeld 6 weken) gaat ook ten koste van het klantenbezoek en zal dan nog 6
maanden nemen voor de omzet zich hersteld nadat de bezetting weer op peil is. Bovendien
in zo’n periode van onderbezetting loopt ook het aantal van klanten, per dag en
per sekswerker terug. Dat werkt ook weer
net andersom als wat politici vaak veronderstellen: Dat er dan juist beter verdient kan worden
door de anderen…
Bij sommige bedrijven heeft de stapeling van alle
nadelen ook ontmoedigd. Dan is de oplossing stoppen of aanpassen. En dat wordt
steeds vaker stoppen.
De dreiging dat in een herstellende markt er ook te
weinig vergunning-ruimte is levert ook angst op voor het systeem van de
‘schaarse vergunningen’ en dat je dan alsnog het bedrijf kwijt kan raken. Dan
stopt ook elke expansie en innovatie.
Vaak is ook de leeftijd van de ondernemer bepalend om maar
niet meer te investeren en een verkoop van bedrijf en/of onroerend goed serieus
te overwegen. Verhuren of verpachten of de verkoop zelf financieren is ook
meestal geen haalbare kaart.
De sector is nogal in beweging geweest en dat zal ook
wel zo blijven. Elke verandering, bestuurlijk of marktveranderingen of andere economische
redenen hebben een golfbeweging veroorzaakt en niet zelden een verschuiving in
het aanbod. Maar de markt blijft groeien en die groei word al een kwart eeuw niet
gerealiseerd op legale en controleerbare werkplekken. Daar is nog slechts 15% van
het totale aanbod terug te vinden en de rest is grotendeels onvindbaar – zelfs
voor overheden, diensten en hulpverlening… en de onderzoeksbureaus.
De nieuwste veranderingen zijn ook digitaal, virtueel
of mogelijk gemaakt zoals met sekscontact&-dating-sites. Het blijft niet
bij Kinky en Seksjobs – er zijn 10-tallen die je aan het ‘allerbeste
sekscontact’ willen helpen. Ook bijvoorbeeld OnlyFans e.d. is populair. En voor
jonge mensen moet het allemaal sneller en blijkt ook in het uitgaansleven
sneller een sekscontact te scoren wat niet persé een betaald contact is.
Tot besluit
We zijn veel legale en vergunde bedrijven kwijtgeraakt
zodat daar nog maximaal 15 % van de markt bediend wordt. De markt groeit en dat overige marktaandeel
wordt dus ook bedient – de keus is om dat maximaal legaal te regelen of de
illegaliteit dan maar te vergeten. Daar is onvoldoende tot geen zicht op –
verklein die groep met hen die geen werkelijk probleem vormen; begin met hen
die alleen en vanuit de eigen woning werken.
Alles overziend hoeft het niet te verbazen dat zoveel
vergunde, controleerbare werkplekken verdwenen zijn na 2000 en dat de
sekswerkers ook voor werken in de luwte hebben gekozen.
Het is ook te begrijpen dat verkeerde types hun kans
zien en grijpen. Bovendien dat een andere politieke en bestuurlijke aanpak
logisch is! Niets vanuit het begin van deze eeuw is hetzelfde gebleven. Het kan
simpeler geregeld, daar hoef je overigens niet al te veel voor te doen!
Dat vraagt dus ook om een pragmatischer aanpak – die
oplossing ligt grotendeels in toepassing en handhaving van regels die al voor
elke werkende en elk bedrijf gelden. Het vergunningenstelsel voor de bedrijven
werkt en daar hoef je alleen rigide toepassingen uit te halen.
Geef voorlichting hoe je gerust thuis kunt werken en
hoe je openlijker kunt zijn over je vak. Maar dat wanneer je dat buiten alle
regeling om wil doen, dat je dan wel aan de beurt bent!
Daar hoort dan adequate controle en opsporing bij: en
geen gemekker over prioriteiten en personeelsgebrek en dan niets doen! Kortom
loslaten en tegelijkertijd verbinding zoeken na verloop van tijd heb je er als
overheid minder werk aan en kun je je richten op werkelijke foute en criminele
activiteiten!
Toch hebben we ook het idee dat het aantal bedrijven
nu niet verder meer wegzakt: vaak heeft men extra activiteiten en mogelijkheden
benut. Al hebben sommige gemeenten dan de voet dwars gezet. Innovatie en
expansie is vrijwel niet te realiseren. Men eist dan bijvoorbeeld onmiddellijk
een totaal nieuwe vergunningprocedure als ‘nieuw bedrijf’, waar normaal
gesproken ook een simpele aanvulling of aanpassing zou voldoen. Dat kan dus
beter.
Maar bedenk ook… er zijn ook gemeenten waar men alle
procedures correct toepast en in goede verstandhouding met de bedrijven staat
en waar men zoekt naar werkbare oplossingen voor de zg thuiswerkers. Maar daar
ging dit artikeltje niet over; het ging over wat niet goed gaat.
Rest nog te zeggen dat de invloed die ‘de politiek’
denkt te hebben uiterst marginaal is en eerder het tegendeel bevorderde dan men
beoogde: De papieren tijger lééft!
Voetnoten,
opmerkingen, door-verwijzingen:
*1) Mr. E.R.H. (Robert) Regout, minister van Justitie.
*2) De Zedelijkheidswet omvatte meer dan alleen een bordeelverbod. Ook gokken,
zwangerschapsonderbreking, homorelaties, anticonceptieaanbod en pornografie
werd verboden.
*3) De minimum leeftijd voor sekswerk is wettelijk gesteld op 18 jaar; gemeenten kunnen afwijken in de APV en vergunningendoor 21 jaar vast te stellen.
De verblijfsstatus, als handrichting: Inwoners van EU en EER-landen, of met een document waarop staat dat arbeid vrij is. Vanuit andere landen en continenten is die arbeid verboden; ook al heeft men voor een ander beroep een verblijfstitel (zoals voor zorgberoepen of studenten).
*4) Wrp/Wrs/Wgts en bijkomende wetvoorstellen en -aanpassingen.
We verwijzen kortheidshalve naar de website van de overheid, Tweede- en Eerste Kamer
*5) zie ook www.opting-in.info Fiscale regeling voor verleggen heffing sekswerker.
*6 ) Daarnaast was er ook het zg. thuiswerk, raamwerk en tippelzones ed.
In ons geval gaat het om de zg. besloten seksbedrijven en escort.
*7)
Zie de podcast van KRO-NCRV ‘Het Escortbedrog’.